Skip to main content

We belichten de ontwikkelingen rondom houtbouw

door experts ‘in de houtgreep’ te nemen.

Ze zet zich al jaren in voor onze duurzame opgaven en ruimtelijke inrichting. En sinds 2019 trekt Hanna Lára Pálsdóttir vanuit het Ministerie van BZK de kar van biobased bouwen. “Momenteel is dit een zeer effectief geneesmiddel zonder bijwerkingen voor de realisatie van woningbouw- en renovatieopgave met ruimtelijke kwaliteit”.

Hi Hanna Lára, je bent sinds 2019 programmaleider ‘Ruimte voor Biobased Bouwen’ en trekker van de werklijn biobased bouwen bij de City Deal Circulair en Conceptueel bouwen. Besefte jij toen al dat houtbouw wel eens een serieuze optie kon gaan worden?

“Ja eigenlijk wel, in 2018 kwam ik in aanraking met houtbouw. Toen bestond er nog niet eens een Nederlands woord voor CLT, wat we nu kruislaaghout noemen.

In dat jaar hoorde ik tijdens de ‘Places of Hope’ tentoonstelling – die wij in Leeuwarden hebben georganiseerd – het verhaal aan van architect Thijs van Spaandonk. Hij vertelde daarin zeer bevlogen en lovend over houtbouw als dé game changer met vele positieve effecten. Dat verhaal heeft mij toen gegrepen en niet meer losgelaten.”

In welke zin ben je met die inspiratie aan de slag gegaan?

“Ik kan wel zeggen dat het heeft geleid tot mijn verzoek vanuit het Ministerie van BZK aan architect Marco Vermeulen, om de Strategische verkenning ‘Ruimte voor Biobased Bouwen (2020)’ te schrijven. Hierin is verbinding gelegd met doelen van de grote opgaven rondom klimaat, circulaire economie, gezonde steden en de transitie van het landelijk gebied.”

En heeft die verkenning geresulteerd in iets concreets?

“Een tiental mooie inzichten in relatie tot houtbouw en bouwen met biobased vezels, en die resulteerde weer in gesprekken tussen markt, kennisinstellingen en de overheid, bewustwording van een breed publiek, prijsvragen en experimenten vanuit de praktijk.

Maar nu, zo’n drie jaar later, zijn we alweer verder hoor. Zo heeft het Rijk in het kader van de City Deal Circulair en Conceptueel Bouwen (waaraan het ministerie van BZK samen met meer dan 100 partners werkt) een kwalitatief onderzoek laten doen naar de vraagkant van biobased bouwen, met focus op wonen en de ruimtelijke inrichting. Dit heeft geleid tot een bundel met negen verhalen van pioniers (de ondernemende koplopers) aanhangers (de duurzaam bewuste bewoner) en consumenten (de gepaste prijs-kwaliteitsverhouding).

Die verhalen laten initiatiefnemers en bewoners aan het woord die vertellen over de realisatie van hun biobased woning- en -omgeving. Het legt bloot hoe je met biobased ontwerpen de woon- en leefruimtes in de stad, aan de rand en in het buitengebied, probleemloos én prachtig kunt vormgeven. Het gaat hier niet alleen om enkele iconische projecten van individuen, maar ook om veel collectieve en ook betaalbare woningen, waaronder sociale huurwoningen. Het kan echt allemaal!”

(tekst gaat verder onder de afbeelding)

● Onderstaande afbeelding: Strijensas, een houten dijkwoning, samen met de bewoners gebouwd, ontworpen en ontwikkeld door La-di-da Architecten waarbij geëxperimenteerd is met ecologisch verantwoorde en alternatieve bouwmaterialen. (© beeld: Rogier Reker).

"Bij bouwen met nieuwe materialen en werkwijzen ontstaan ook nieuwe vragen"

Wat is op dit moment je belangrijkste opdracht?

“Momenteel werk ik samen met mijn collega’s bij het Rijk aan de ‘Nationaal Aanpak Biobased Bouwen’ om de noodzakelijke transitie naar een duurzaam land te bewerkstelligen. Biobased Bouwen is namelijk een ‘win-win-win’-aanpak: het stimuleert de verduurzaming van de landbouw, industrie en gebouwde omgeving en kan ook een positieve impact hebben op de circulaire economie, natuurinclusieve steden en ruimtelijke kwaliteit.”

Maar een ‘win’ op meerdere factoren voor zoveel sectoren, betekent waarschijnlijk ook een vrij complexe implementatie?

“Ja, het behelst zeker veel om deze aanpak ten uitvoer te brengen, denk alleen al aan een samenwerking in de hele keten. Speciaal daarvoor is het initiatief ‘Building Balance’ in het leven geroepen. Dat brengt lokale en regionale partners in het hele land samen om de ketens – van land tot pand – op te zetten, want dat zorgt ervoor dat het telen van biobased bouwmaterialen een perspectief biedt voor boeren die naar een nieuw verdienmodel zoeken. En tevens perspectief biedt voor ons als samenleving, waar een transitie van het landelijk gebied zeer urgent is.”

Toch was Jan Willem van de Groep in onze vorige Houtgreep wat voorzichtig met de beloftes over het verdienvermogen van vezelgewassen.

“Klopt, maar transities als deze vinden nooit overnight plaats. Het vraagt veel zorgvuldig onderzoek en voorbereiding. En we moeten niet vergeten dat het – net als voor de boer – ook voor de bouwsector best een flinke cultuuromslag betreft.

In ons land hebben we al eeuwen met beton en baksteen gebouwd. Houtbouw en bouwen met biobased vezels is voor de huidige bouwpraktijk relatief nieuw. Met nieuwe materialen en werkwijzen ontstaan dan ook nieuwe vragen: ‘Is Nederland wel klaar voor het aanbod van biobased bouwmateriaal dat in eigen land geproduceerd zal worden? Hoe is het om in een biobased huis te wonen en wat vinden we daarvan? Wat zijn onze ervaringen met het toepassen van biobased bouwmaterialen? Welke uitdagingen, succesverhalen en eventueel bijeffecten (positief / negatief) hebben de initiatiefnemers ondervonden?’ en meer van dat soort vragen die we moeten, en gelukkig ook kunnen, beantwoorden.”

Standaard bouwen met vezelgewassen is dus nog wel toekomstmuziek, maar als we even specifiek naar houtbouw kijken dan zien we steeds meer en ambitieuzere projecten opgeleverd worden. Wat is jouw gevoel en verwachting bij die ontwikkelingen?

“Inderdaad, in de afgelopen jaren zijn veel projecten in hout gerealiseerd. Ik verwacht er veel van. Ik zie een verandering van een stedenbouw met een negatief impact op milieu en klimaat naar een regeneratief ontwerpen van gebouwen met een positieve impact. De nieuwe bouwcultuur met hout bestaat uit een ontwerpproces waar alle opgaven samenkomen: water, bodem, locatie, energie, materialen, sociale systemen en cultuur. Al deze uitdagingen resulteren in gebouwen die niet alleen voorzien in de behoefte van de gebruikers maar ook bijdrage leveren aan een gezond en biodivers milieu eromheen.

Nederland is ook het stadium van alleen icoon-projecten voorbij. Het wooncomplex voor het Leger des Heils in Rotterdam Zuid laat zien dat houtbouw ook realiseerbaar is voor zorgbehoevenden. En in Amsterdam bouwen jongeren betaalbare woningen in de wooncorporaties Torteltuin en de Warren. Zeer hoopvol voor een mooi, duurzaam en inclusief Nederland.”

Een nieuwe bouwcultuur, een nieuw verhaal.

“Bij een nieuwe bouwcultuur hoort ook een nieuw verhaal. Voor het landelijk gebied ontvouwt dit verhaal zich steeds meer, samen met de boeren in het land. Ook het Rijk wil dit proces steunen. Daarom komt het programma Mooi NL met een handreiking “Bouwen met de Boer”. De dialoog over ruimtelijke kwaliteit (gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde) is essentieel om het brede scala van doelen en waarden te bevatten.

Voorbeelden en verhalen vanuit de praktijk zijn zeker in deze beginfase belangrijk. In de verhalenbundel die ik hiervoor noemde, zien we dat klimaat- en duurzaamheidsdoelen door de initiatiefnemers vrij natuurlijk gekoppeld worden aan het bouwen met biobased materialen.

En Fred Palmboom heeft voor de stad een essay geschreven over “Ruimtelijke kwaliteit bij fabrieksmatige woningbouw”, ook een goed begin voor het debat over stedenbouw en architectuur van biobased bouwen.”

De houtbouwrevolutie – om het nog maar eens zo te noemen – heeft op veel domeinen tegelijk impact: zowel op de landbouw- en de bouwsector als op de natuur en het klimaat. Hoort bij dit nieuwe bouwen dan ook niet een meer integrale benadering?

“Het is zeker zo dat scheiding van functies jarenlang de Nederlandse planningspraktijk (sinds de CIAM beweging) heeft gedomineerd. Wonen, natuur, landbouw en bedrijven zijn daarbij sterk van elkaar gescheiden. Maar nu wordt, met de druk op de ruimte, menging van die functies steeds meer een noodzaak. Je ziet dus ook al steeds meer boeren vanuit economische redenen naar een gemengde bedrijfsvoering gaan.

Die vervlechting van functies vraagt een nieuwe manier van ordenen. De nieuwe Omgevingswet werkt om deze redenen met activiteiten in plaats van functiecategorieën. Met de Crisis- en herstelwet hebben we al kunnen oefenen. Zo heeft bijvoorbeeld het Ecodorp Boekel een integraal plan uitgewerkt. Indrukwekkend om te zien hoe zo’n klein dorp de grote wereldproblemen aanpakt. En een mooie bevestiging dat we inmiddels aan de vooravond staan van een groene transitie, ook gesteund door Europese overheid met de Green Deal. De komende jaren zullen we veel moeten bouwen om aan de vraag naar passende en betaalbare woningen te voldoen.

Tegelijkertijd gaan we een groot deel van bestaande gebouwen duurzamer maken en willen we werken aan groene en gezonde wijken. Omdat we een duurzaam land willen zijn, zal die bouwactiviteit zo circulair en klimaatbestendig mogelijk moeten zijn – dus met inzet van hernieuwbare grondstoffen, reductie van CO2 en stikstof en met oog voor ruimtelijke kwaliteit.”

(tekst gaat verder onder de afbeelding)

● Onderstaande afbeelding: Initiatiefnemer Ad Vlems werkt in de Ecodorp Boekel aan urgente opgaven door op lokale schaal oplossingen te vinden (foto © Rogier Reker).

Op naar een duurzame delta!

“Als we het samen goed doen kan Nederland zich ontwikkelen tot dé gaafste metropoolregio van Europa en kunnen we onze duurzame delta met trots aan de komende generaties doorgeven.”

Hanna Lára Pálsdóttir, programmaleider Ruimte voor Biobased Bouwen bij de City Deal Circulair en Conceptueel bouwen.

Download hier de verhalenbundel 'Biobased Wonen & Leven'

Meer informatie?

Stuur een mail

© Foto header: Nataliya Volosovych