Skip to main content

We belichten de ontwikkelingen rondom houtbouw

door experts ‘in de houtgreep’ te nemen.

Wij van de houten waarheid liegen als we beweren niet geïnteresseerd te zijn in de ontwikkelingen rondom het toepassen van vezels in de bouw. Net als bij houtbouw kleven er voordelen aan voor mens, milieu en klimaat. Het aantal serieuze initiatieven neemt dan ook een veelbelovende proportie aan. Toch laat een grote doorbraak nog even op zich wachten, weet ook ‘vezelprofeet’ Jan Willem van de Groep.      

Jan Willem, je noemt jezelf ook wel ‘beginnetjesmaker’. Ben jij nu aan de ‘vezelrevolutie’ begonnen? 

“Klopt. Ik slinger het liefst het wiel aan en maak graag groepen belanghebbenden enthousiast over nieuwe klimaatpositieve oplossingen in de bouwsector, waarop ze dan zelf kunnen doorpakken. Na mijn beginnetjes met warmtepompen en houtbouw zie ik op dit moment ontzettend veel mooie kansen met bouwgewassen in Nederland. In tegenstelling tot landen als Frankrijk en Oostenrijk wordt hier nog nauwelijks gebouwd met biogrondstoffen. De meest daken van grondgebonden woningen worden weliswaar gemaakt van hout, maar dan wel weer gecombineerd met isolatie gemaakt van minerale vezels of synthetische grondstoffen.”

Even kort, wat verstaan we onder bouwgewassen?

“Eigenlijk alle gewassen die voor toepassing in de bouw gebruikt kunnen worden als biobased materiaal. Het zijn biogrondstoffen die we halen uit bossen, van akkers of uit reststromen van diverse industrieën. We maken hierbij onderscheid tussen hout en vezels. Hout komt voor 94% uit duurzaam beheerde Europese bossen. De vezels worden geteeld (bijvoorbeeld hennep, vlas, (graan)stro of olifantsgras), of komen voort uit reststromen van bijvoorbeeld de tuinbouw (paprika- of tomaatstengels) of van beheerstromen zoals bermgras. De meeste toepassingen zijn op dit moment isolatie, plaatmateriaal en strobalen, maar we staan nog maar aan het prille begin van deze revolutie, als je het zo wilt noemen.”

Wat is de rol van het Building Balance programma hierbij?

“Building Balance stimuleert en ondersteunt de ontwikkeling van landelijke en regionale ketens tussen boeren, industrie en bouwers. Het is een programma dat wordt gefinancierd door het Rijk, zes provincies en de Rabobank. Feitelijk helpen we de gehele ketens op te zetten, van gewas naar bouwmateriaal. Van land tot pand, noemen we dat ook wel. Dat gaat gepaard met veel kennisdeling, netwerkdeling, onderzoek en het creëren van de juiste condities om de opschaling te vergroten. Als onderdeel van een zeer betrokken team ben ik programmaregisseur bij Building Balance.”

Met als missie de klimaatdoelen te halen?

“Ja, de bedoeling is dat we op grote schaal CO2 gaan vastleggen in biobased materialen, en uitstoot door CO2-intensieve materialen vermijden. Dat is ook echt hard nodig. De bouwsector kan haar bijdrage aan de CO2-doelen onmogelijk halen zonder de toepassing van alternatieve materialen. De footprint van de gangbare oplossingen is hoog en de verlaging van emissies gaat veel te traag. Het gevolg is dat – als we ons aan de Parijse afspraken willen houden – van de 900.000 woningen die voor 2030 gebouwd moeten worden, er met de gangbare bouwmethoden slechts 360.000 gebouwd mogen worden. En voor de woningproductie tot 2050 zal dat aantal minimaal verdubbelen.

Houtbouw en het gebruik van vezels uit biogrondstoffen kunnen juist zorgen voor een forse versnelling. Jullie vaste lezers en volgers weten inmiddels dat bomen en planten tijdens de groei CO2 opnemen en in de vorm van koolstof wordt vastgelegd in gebouwen. Dit type negatieve emissies wordt door de Europese Unie (in de greendeal FitFor55) benoemd als één van de sleutels tot het halen van de klimaatdoelen en zal in de toekomst in steeds grotere mate worden beloond.”

(tekst gaat verder onder de afbeelding)

● Onderstaande afbeelding: ‘ONS Natuurhuis’ (Heeze, NB) van Ballast Nedam Development. Een biobased rijwoning bestaande uit o.a. een gevel van hout gevuld met geperst stro, en een dak van HSB-elementen gevuld met vlas  (© beeld: Architecten|en|en).

"Het gemis in de keten is op dit moment de vraag, het aanbod en het ontbreken van een vezelverwerkende industrie die opschaling aan kan.”

Vraagt de beoogde toename van meer vezelteelt ook om een omschakeling van intensieve landbouwbedrijven?    

“Dat is zeker zo. We zetten er ook stevig op in om vezelteelt rendabel te maken voor boeren. Dat kan dan ook bijdragen aan het oplossen van de problemen die worden toegeschreven aan de intensieve landbouw. Er is dan immers een verdienmodel voor extensieve landbouw, waarmee het makkelijker wordt om intensieve landbouwactiviteiten los te laten. Dat heeft een positief effect op de emissies van stikstof en CO2 door de landbouw, de kwaliteit van de bodem en het oppervlaktewater en de staat van biodiversiteit. Want de meeste teelten waaruit vezels zijn te halen voor bouwmaterialen zijn extensief van aard. Dat betekent dat ze uit kunnen met weinig bemesting, vrijwel geen pesticiden en vaak ook weinig water. De effecten daarvan op de bodem, de waterkwaliteit, de omgevingsbiodiversiteit (omliggende natuur) en de onder- en bovengrondse micro-biodiversiteit is groot. Een aantal gewassen zijn ook zeer droogteresistent en diep wortelend (dus ook veel koolstofopslag in de bodem bij de meerjarige varianten). Dat betekent dat ze gedijen op droge bodems of goed droge periodes aankunnen.”

Dat klinkt aantrekkelijk, ware het niet dat je dus op dit moment nog lastig geld kunt verdienen met bouwgewassen? 

“Het is duidelijk dat de huidige bekende gewas-product-combinaties (hennep, vlas en graanstro) een lastig verdienmodel vormen voor boeren die zoeken naar alternatieven. Zeker als het boeren betreft die vezelteelt als aanvulling op hun gangbare verdienmodel willen inzetten. Daarnaast is ook de ene boer de andere niet. Een boer met een hoge schuld en dus ook een zware rentelast heeft, heeft meer nodig dan de ‘stoppende’ boer die de grond heeft afgelost en al tevreden is met een pachtprijs-plus. Door de oogharen bezien is ons idee dat het saldo uit vezelteelt (saldo = grondbewerking + teelt- en oogstkosten -/- de opbrengst van het gewas) in de toekomst tenminste 3.000 euro moet kunnen opleveren voor meerjarige gewassen, en consistent over meerdere jaren boven de 2.000 euro voor de rustgewassen.”

En zie jij dat als een haalbare scenario’s?   

“Ja, het moet kunnen, maar zover zijn we nog niet. Om het verdienvermogen van vezelteelt te optimaliseren is het van belang om te zoeken naar zogenaamde ‘gewas-product-combinaties’ met een zo kort mogelijke keten. Hoe minder schakels, des te groter de kans op een goed verdienmodel voor de boer. Het gemis in de keten is op dit moment nog de vraag, het aanbod en het ontbreken van een vezelverwerkende industrie die opschaling aan kan. Daar wordt dus door partijen als Building Balance hard aan gewerkt. Die nieuwe ketens zijn dan over het algemeen lokaal of regionaal van aard. Dat past ook goed bij de twee sectoren die beiden fijnkorrelig, (relatief) kleinschalig en sterk georiënteerd zijn op de regio. Dan hebben we natuurlijk het liefst producten die gemaakt kunnen worden uit een vezel die zo min mogelijk bewerkt hoeft te worden met complexe, grootschalige en daardoor dure machines.”

Veelbelovende biogrondstoffen

In onderstaand overzicht is te zien waar Building Balance op dit moment de nadruk op legt als het gaat om snelle opschaling.

(Schema: Building Balance)

Merken jullie in deze fase bij agrariërs al iets van een toenemend animo? 

“Ja, we zijn niet ontevreden en de reacties zijn hoopgevend. Het loopt natuurlijk nog niet storm en dat is maar goed ook, want we bevinden ons nog in de innovatieve en exploratieve fase. We weten op dit moment wel dat akkerbouwers vooral aan de slag willen met de eenjarige teelten als rustgewas. De opgave voor ons is om een zo hoogwaardig mogelijk verwaarding voor die rustgewassen te vinden die minder volatiel is dan de gangbare gewassen en via de ideale korte ketens verwaard kunnen worden. Maar ik kan nu al verklappen dat de meerjarige teelten financieel gezien het meest aantrekkelijk zijn. Het risicoprofiel van meerjarige teelt is echter totaal anders dan die van eenjarige teelten, waardoor de saldo’s niet zomaar één op één met elkaar vergeleken mogen worden.

Meerjarige teelten hebben ook een groter ecologisch effect (zie hierboven) dan de eenjarige teelten, alhoewel het extensieve karakter van hennep (dat vrijwel overal groeit) onomstreden is. Naast hennep, vlas en graanstro kijken we overigens nog naar een aantal andere gewassen die op een bepaalde manier ook kansrijk zouden kunnen zijn voor het produceren van bouwmaterialen.”

Welke gewassen zijn dat?  

“Zonnekroon (meerjarige) en Sorghum (eenjarig) bijvoorbeeld. Dat zijn beide gewassen die het goed kunnen doen op droge zandgronden. De gewassen worden echter groen en dus nat geoogst, waardoor er zich nog veel voedingsstoffen in de oogst bevinden en er een vrij kostbare extractie en droogslag op losgelaten moet worden. Daarvoor is centrale verwerking nodig en blijft er een relatief klein deel van de oogst over voor de productie van bouwmaterialen. Uiteraard kan van een restroom altijd bouwmateriaal gemaakt worden, maar de kans dat er in de businesscase veel opbrengsten uit koolstofopslag in gebouwen komt, is vrij gering. Door de centrale verwerking is de kans ook groot dat de boer als commodity leverancier wordt behandeld en het door ons gewenst streefsaldo nooit gehaald wordt. Er zijn wellicht wel mogelijkheden om deze gewassen te combineren met veevoer en groen gasproductie, waarna residuen zijn te verwerken in bouwmaterialen. Ditzelfde geldt eigenlijk ook wel voor beheersstromen van vooral bermgrassen.

Verder kijken we ook naar lisdoddeteelt. Dat zit nu nog in de hoek van kennisontwikkeling, en daar hebben we nog onvoldoende zicht op de vraag of teeltkosten zich wel verhouden tot de opbrengsten. Daarnaast speelt ook nog altijd een discussie over de vraag of de winst van de stop op veenoxidatie (veengrond stoot door waterstandsverlaging veel CO2 uit) niet teniet wordt gedaan door een forse toename van de uitstoot van methaan en moerasgas (wat weer wordt veroorzaakt door waterstandsverhoging in combinatie met deze teelt). Lisdodde moet voor toepassing gedroogd worden en is daarna een vrij makkelijk te hanteren isolatie, die als snipper (te vergelijken met miscanthus) toegepast kan worden door de houtskeletbouwindustrie of voor het isoleren van bestaande daken.”

Maar ook met hennep en vlas zijn we nog niet uitontwikkeld. Tot nog toe wordt uit Hennep en Vlas vooral de restromen gebruikt voor de bouw. De vezels van de soorten die nu worden toegepast zijn te goed om de hele plant te verwaarden naar bouwmaterialen. Er wordt onderzoek gedaan naar het gebruiken van andere soorten die wellicht een mindere vezel levert, maar daarnaast grondstoffen die beter passen in een lokale verwerking. Denk daarbij aan olievlas of hennepplanten die meer eiwitten leveren (de toppen worden dan apart geoogst) voor veeboeren die vezelteelt gebruik om te extensiveren.”

Vezelteelt is dus de nieuwe belofte in de bouw. Wat heeft het op dit moment het meest nodig om die belofte waar te maken? 

“Om het potentieel te benutten zal veel afhangen van de manier waarop we op lokaal en regionaal niveau de samenwerking in de keten gaan organiseren. Daarnaast zijn we ook afhankelijk van een aantal condities die op landelijk niveau moeten worden gerealiseerd. Het meest kansrijke gewas lijkt miscanthus. Dat komt vooral door de hoge droge stof opbrengst en de daarmee samenhangende opbrengst van koolstofverwaarding. Maar bedenk wel dat het risicoprofiel daarvan verschilt met die van eenjarige teelten. Daarnaast is het natuurlijk ook de bedoeling om voor de eenjarige rustgewassen stabiele en goede prijzen te realiseren.”

(tekst gaat verder onder de afbeelding)

● Onderstaande afbeelding: ‘Van Land naar pand’: inzicht in hoe en waarom we versneld moeten opschalen met biogrondstoffengebruik in de bouw  (© Building Balance).

Boodschap aan de provincie

“Ik zou aan de schrijvers en de mensen die meewerken aan de provinciale NPLG-plannen willen meegeven dat het waardevol is om een saldogarantiefonds in te richten voor boeren die willen overschakelen naar (gedeeltelijke) vezelteelt. Dat kan de onzekerheid wegnemen. Het meest voor de hand ligt het om een prijs af te geven op de prijs van carbon credits.”

Jan Willem van de Groep, programmaregisseur Building Balance en mede-oprichter van Gideon ‘Building transition tribes’.

Meer informatie? 

Stuur een mail